“Je kan toch gewoon simpelweg wat meer gaan eten?”

Was het maar zo, dat je een eetstoornis op wonderbaarlijke wijze kon oplossen door weer meer te gaan eten. Een van de grootste misvattingen is dan ook dat een eetstoornis is opgelost, wanneer je weer een “normaal” eetpatroon aanhoudt of aan kan houden. Zo vinden sommigen het ook moeilijk geloven dat jij een struggle kunt hebben met eten, als zij jou gewoon aan tafel netjes mee zien eten. Dit zegt echter niks over wat er bij jou van binnen gebeurt. Een eetstoornis is meer dan alleen maar eten en bevindt zich ook in je hoofd, niet zichtbaar voor anderen. Zoals ik in mijn vorige blogs heb geprobeerd te beschrijven, is een eetstoornis geen universele aandoening en heeft dit bij verschillende mensen andere symptomen of gedragingen. Omdat eetstoornissen vaak gepaard gaan met schaamte, wordt er minder vaak openlijk over gesproken en minder vaak hulp gezocht. Mensen met een eetstoornis lopen vaak langere tijd rond met hun negatieve gedachtes en eetpatronen, voordat zij hulp (kunnen of willen) zoeken. Sommige mensen zoeken dan ook pas hulp als het echt niet anders meer kan, als ze bijvoorbeeld (ernstige) lichamelijke klachten hebben of krijgen.

Omdat de eetstoornis of eetproblematiek zich op verschillende manieren kan uiten, is er niet één passende oplossing of dezelfde behandeling voor ieders hulpvraag. Daarbij staat een eetstoornis vaak niet op zichzelf, maar hebben veel mensen ook last van bijvoorbeeld negatieve gebeurtenissen of negatieve situaties die zij hebben meegemaakt, angst, een slecht zelfgevoel of een lage zelfwaardering of is er sprake van sombere gevoelens (depressie). Het is dan ook belangrijk om niet alleen de eetstoornis zelf aan te pakken, maar ook de oorzaak van de eetstoornis en de gevolgen van de eetstoornis. Ze noemen de eetstoornis dan ook weleens een “symptoom” van onderliggende problematiek.

Je bent niet alleen

Behandeling van eetstoornissen wordt zowel in groepsverband als op individueel niveau aangeboden. Het voordeel van behandeling in een groep kan zijn dat je mensen kunt leren kennen die tegen soortgelijke problemen aanlopen als jij, maar ook erkenning kunt vinden bij anderen. Anderzijds kan het ook erg spannend en moeilijk zijn om je in een groep open en kwetsbaar op te stellen. Het belangrijkste van een behandeling is dat het past bij jouw wensen, jij je er prettig bij voelt en je gemotiveerd bent voor de behandeling. Alle behandelingen zullen beginnen met een intakegesprek, een gesprek om elkaar te leren kennen en te kijken wat voor jou het fijnst en meest effectief zal zijn.

Naast groeps- of individuele therapie is er ook nog verschil tussen klinische en poliklinische behandeling. Een klinische behandeling is bijvoorbeeld door een opname binnen een eetstoorniskliniek. Dit kan onder andere geadviseerd worden wanneer je al lang leeft met een eetstoornis en je een korte, maar intensieve opname nodig hebt, of wanneer een behandeling op afstand (ambulante hulp) niet voldoende (b)lijkt te zijn. Een opname in een kliniek kan gericht zijn op het aansterken van jouw lichaam, omdat bij sommige mensen de eetstoornis zodanig schade heeft aangedaan dat het lichaam niet meer zo sterk is zoals het is geweest, maar ook op het aanleren van een gezond voedingspatroon. Er zijn verschillende trajecten mogelijk binnen klinische opnames, waaronder individuele behandelingen en groepsbehandelingen, maar ook langdurige opnames of vijfdaagse opnames (waarbij je in het weekend naar huis kan en mag). Het aanleren van een gezond voedingspatroon kan erg moeilijk zijn en iets zijn waar je heel erg tegenop gaat zien, want: hoe gaat je lichaam eruit zien? Waar ga je verschillen zien? Hoeveel ga je groeien? En zul je dan nog tevreden kunnen zijn? Sommige mensen zullen fysiek ook moeite hebben met het (meer of anders) eten en zich bijvoorbeeld misselijk of niet lekker voelen na een maaltijd. Andere mensen hebben meer last op het psychische gebied, door overheersende, opdringende negatieve gedachten of angsten die aan het eten gekoppeld zijn. Het behandelen van een eetstoornis is dus meer dan alleen meer of anders gaan eten. Het vraagt zowel aandacht voor je eetpatroon, maar ook je gedrag en gedachtes daaromheen. Een van de meest effectieve behandelingen voor eetstoornissen is cognitieve gedragstherapie.

Ik mag geen brood eten, brood maakt dik

Vaak gaan eetstoornissen gepaard met foutieve gedachtepatronen, leefregels of kernovertuigingen. Met foutieve gedachtepatronen bedoel ik dat mensen met eetproblematiek door de tijd onrealistische gedachten hebben gekregen over zichzelf en de wereld, die hebben geleid of kunnen leiden tot verstoord eetgedrag. Cognitieve gedragstherapie richt zich op het veranderen van het gedrag door het veranderen van deze (foutieve) gedachtepatronen en leefregels en de bewustwording en verandering van kernovertuigingen.
Kernovertuigingen zijn evaluaties van jezelf, anderen en de wereld. Een voorbeeld hiervan is “ik ben niks waard” of “ik ben lelijk”. Je bent je niet altijd bewust van je eigen kernovertuigingen, maar vaak ben je je wel bewust van je eigen leefregels of je gedachtepatronen of ‘automatische gedachten’. Een voorbeeld van een automatische gedachte van mij, als iemand mij op een feestje een glaasje alcohol aanbood, was “ik mag geen alcohol drinken, want dan kom ik aan” en “van alcohol wordt je dik” en “alcohol is slecht”. Heb ik daar gelijk in gehad? Eigenlijk niet, tenzij je er natuurlijk (te) veel van neemt. Niemand zal aankomen van één glaasje wijn of één biertje, tenzij je dit glaasje wijn of biertje elke dag neemt (en dit dan ook nog in combinatie met meerdere factoren; zoals weinig lichaamsbeweging of een ongezond voedingspatroon). Het is net zoals met afvallen en aankomen: door één keer te sporten in de week zul je niet afvallen (uitzonderingen daar gelaten) en van één keer McDonalds of een glas wijn in de week wordt je niet dik. Het stomme hiervan is echter, dat je rationeel gezien heel goed kan weten dat je automatische gedachten niet kloppen, of niet op waarheid gebaseerd zijn, maar ze toch zóveel invloed kunnen hebben op jouw gedrag en je gevoel. Het is nu eenmaal zo dat ons gevoel bijna altijd wordt bepaald door dat wat we denken. Neem als voorbeeld het zien van een hond op straat. De gedachte dat een hond gevaarlijk is, je kan aanvallen, je kan bijten of tegen je op kan springen zal een gespannen, angstig of ongemakkelijk gevoel opleveren. De gedachte dat een hond lief is, een knuffeldier is of zacht is om te aaien, zal je niet dat angstige, gespannen gevoel geven, maar een neutraal, opgewekt of enthousiast gevoel. Zo gaat het ook met het denken over eten. Als jij allerlei negatieve gedachten in je hoofd hebt die een grote of luide “stem” hebben, zal dat je gevoel en je gedrag beïnvloeden. De gedachte dat je van alcohol aan kan komen, zorgde bij mij voor een angstig gevoel en ook voor het weigeren van alcohol (en dat is dus mijn gedrag). Je kunt je voorstellen dat iemand die een glas alcohol aangeboden krijgt en niet de automatische gedachte in zijn of haar hoofd hoort “alcohol is slecht, daar wordt je dik van”, een meer spontaan en ontspannen gevoel heeft.

Graven, graven en graven…

Door de juiste vragen te stellen en jezelf open te stellen, kun je je gedachtes uitpluizen. Een therapeut die jou cognitieve gedragstherapie geeft, helpt jou hierbij. Jij wordt geholpen om inzicht te krijgen wat voor gedachtes er precies een rol spelen, hoe groot de rol is van die gedachten en waar die gedachten op gebaseerd zijn. Ook kan het zijn dat er iets is dat jij hebt meegemaakt, dat een bepaald idee of beeld bij jou heeft achtergelaten, waar jij je nu door laat leiden. Het kan bijvoorbeeld zijn dat jij een keer gepest bent, of een nare situatie hebt meegemaakt waarin iemand een opmerking heeft gemaakt over jouw uiterlijk en dit indruk op jou heeft gemaakt. Het kan zijn dat door deze gebeurtenis jouw zelfbeeld is beschadigd en je misschien wel die opmerking bent gaan geloven. Deze gebeurtenis kan dan leiden tot kernovertuigingen (weet je nog? Bijvoorbeeld “ik ben niet goed genoeg”) en kan ten grondslag liggen aan eetproblematiek met de gedachte “als ik niet slank ben, zullen andere mensen opmerkingen maken over mijn gewicht of uiterlijk”. Door goed met een therapeut te kijken naar jouw geschiedenis, jouw gedachten en overtuigingen, krijg je goed zicht op het ontstaan van jouw problematiek. Soms kan dit inzicht al een grote stap betekenen in jouw herstel. De therapeut kan jou gaan uitdagen om te onderzoeken of jouw gedachtes kloppen (word je echt dik van één glas wijn? En, wijzen mensen jou af als je een of twee kilo zwaarder bent?). Ook kan de therapeut jou helpen om helpende of corrigerende gedachten te formuleren, die je kunt gaan toepassen op momenten dat negatieve gedachten jou proberen te beïnvloeden. Dit is allemaal met het doel om jouw gevoelens te kunnen veranderen, maar ook om je gedrag te kunnen aanpakken vanuit eigen motivatie.

Gewoon doen, dan leer je het vanzelf

Hoewel je je gevoel en je gedrag kan veranderen door je gedachtes aan te pakken, kun je het ook andersom aanpakken: door het te doen. Als je bijvoorbeeld erg bang bent om honden te zien of in de buurt te zijn van honden, omdat je bang bent dat ze je zullen bijten, kun je deze angst aanpakken door jezelf hier tóch aan bloot te stellen. Je kunt jezelf dan iedere keer afvragen: “is er gebeurd, wat ik dacht dat er zou gebeuren? Ben ik gebeten?”. Iedere keer dat je jezelf zult blootstellen en je deze vraag met “nee” kan beantwoorden, zal de angst afnemen. Dit gaat natuurlijk niet van de een op andere dag, maar dit kost even tijd. Jouw hersenen hebben een link gelegd tussen honden en angst, en deze link werkt rázendsnel. Je hoeft niet eens daadwerkelijk een hond te zien, voor de paniek of angstige gevoelens je lijf al betreden. Zo werkt het ook met angst voor eten of angst voor aankomen. Het is dan ook altijd mogelijk dat je een terugval krijgt in je angst en je bijvoorbeeld ineens na het eten van je maaltijd, ontzettend bang kunt zijn voor negatieve gevolgen.

Ik gaf al eerder het voorbeeld van angst voor alcohol. Dit kun je dus aanpakken, zelf of middels therapie, door deze negatieve gedachten uit te pluizen. Is het echt zo dat je van alcohol aankomt? Geldt dat voor één glaasje per week ook? En, wat zijn dan jouw bewijzen dat dit echt zo is? En zijn er ook bewijzen tegen deze stelling? Al deze vragen kunnen je aan het denken zetten en soms heeft het (in)zicht dat je hiermee verkrijgt, al voldoende effect om de angst te doen afnemen. Maar voor sommigen werkt het echter niet zo. Bij sommige mensen werkt het beter om te ‘doen’ en dat noemen we ‘oefenen met gedragsexperimenten’. In het voorbeeld van de angst voor alcohol, kan je beginnen met jezelf uitdagen tot het drinken van één alcoholische drankje per week. Om je eigen gedachten en angsten uit te dagen, is het belangrijk om te meten of bij te houden of datgene uitkomt, waar jij bang voor bent. Dit kun je bijvoorbeeld doen door je maandelijks te wegen of je omtrek te meten (wat voor jou fijn is). Iedere keer dat jouw gewicht of omtrek niet veranderd is, kun je concluderen dat dat ene glas alcohol niet per se invloed heeft op jouw gewicht. Als je jezelf langere tijd hebt kunnen vertellen dat het geen schade aanbrengt en jouw angsten niet uitkomen, zal de intensiteit van jouw angst hierin afnemen. Soms moet je het voor een lange tijd volhouden, voordat je er van overtuigd kunt zijn en soms werkt dit heel snel.

Zoals ik continu benadruk, is de uitwerking van eetproblematiek bij iedereen anders. Je kunt bang zijn voor aankomen, voor het effect van bepaalde voedingsmiddelen, maar je kunt er ook van overtuigd zijn dat je niet mag aankomen omdat je dan niet goed of leuk genoeg meer bent, of veel te hoge eisen stellen aan jezelf over gewicht en uiterlijk. Het belangrijkste om te weten van in therapie gaan, is dat het belangrijk is om een klik te hebben met jouw therapeut. Wat ik denk dat therapeuten of psychologen gemeen hebben, is dat ze voor het vak gekozen hebben omdat ze graag met mensen willen werken en iets voor hen willen betekenen. Zij zijn er om jou te kunnen helpen, vooral met de hulpvraag die jij zelf hebt. Natuurlijk is het eng en spannend om aan zoiets te beginnen, vooral omdat je niet weet waar je precies aan begint, maar vertrouw erop dat de therapeut zich daarvan bewust is. Het is onze taak als psycholoog of therapeut om jou op je gemak te stellen, goed naar je te luisteren de juiste vragen te stellen, zodat jij kunt vertellen wat nodig is om te kijken wat voor jou het beste zal kunnen werken.

Heb jij naar aanleiding twijfel of er bij jou misschien sprake is van een eetstoornis of het risico op het ontwikkelen van een eetstoornis? PsyQ heeft een online zelftest ontwikkeld, waarbij ze een inschatting maken. Deze kun je invullen op Online eetstoornis zelftest – PsyQ. Er zijn meerdere sites die een dergelijke online zelftest hebben, maar ook een heleboel sites waar je meer informatie kunt vinden over de verschillende vormen en waar je zou kunnen aankloppen voor hulp. Bespreek het met je huisarts, die zal je verder op weg helpen en je verwijzen naar de juiste hulpverleningsinstantie. Heb je naar aanleiding van het lezen behoefte om je verhaal kwijt te kunnen? Of durf je niet direct naar een huisarts toe te stappen, maar wil je wel vragen stellen of iets voorleggen? Voor jezelf of voor een vriend(in)? Je mag me altijd vragen stellen via het Instagram-account @tessentieel en als ik ze niet kan beantwoorden, zal ik je proberen te vertellen waar je je antwoorden kunt vinden!

Write A Comment